AirborneArnhem.nl : Het Willem Tiemens Archief AA  ·  Home  ·  Over

www.tiemens.info

8 JUNI 1948: EEN RAMP IN SCHAARSBERGEN

 

 

                                                                                                   

 

Het zijn de Duitsers zelf geweest die in de late namiddag van 17 september 1944 het interieur van hun hypermoderne commandocentrum - ondergebracht in de grote bunker 'Diogenes' aan de Koningsweg in Schaarsbergen - grondig vernielden. Kost wat kost moest worden voorkomen dat het van groot militair strategisch belang zijnde complex onbeschadigd in handen van de zojuist in de nabijheid gelande Britse troepen zou vallen. Maar dat die Britten zich in het geheel niet bewust waren van het bestaan van het hypermoderne commandocentrum, hadden de Duitsers zelfs in hun stoutste dromen niet kunnen vermoeden!

Direct na de oorlog begon de afbraak van gebouwen op het vliegveld Deelen. Bouwmaterialen waren schaars en hard nodig voor het herstel van de oorlogsschade aan woningen in Arnhem en omgeving. Maar wat te beginnen met de betonkolos aan de Koningsweg? Iemand moet op de gedachte zijn gekomen, dat het bouwwerk met zijn metersdikke muren van gewapend beton een ideale en dringend nodige opslagplaats was voor munitie en explosieven, waarmee de omgeving na afloop van de oorlog bezaaid bleek te liggen; blindgangers in allerlei soorten en kalibers en grote hoeveelheden achtergebleven oorlogstuig.

 

Dinsdagochtend 8 juni 1948. Een heerlijk zonnetje moet de grootste pessimist er nu toch wel van overtuigen dat het voorjaar echt is aangebroken. Het weerbericht voor de volgende dag rept zelfs van "zonnig en warm weer met in de namiddag een kleine kans op onweer in het Zuiden van het land."

 

 

 

Explosievenopruimers met hun gevaarlijke vracht in de weer bij de bunker Diogenes

 

De kinderen in de klassen van de Openbare Lagere School op de hoek van de Kemperbergerweg en Koningsweg en hun leeftijdgenoten in de School met de Bijbel aan de Kemperbergerweg wachten ongeduldig op het einde van de les. Nog een kwartiertje en dan is het twaalf uur. Een zware dreun, gepaard gaande met glasgerinkel en trillen van de grond als bij een aardbeving, maakt een abrupt einde aan alle ongedurigheid: "Die was dichtbij!" Als in een flits zijn de herinneringen aan de bombardementen op het nabijgelegen vliegveld Deelen weer even terug. Maar deze was veel dichterbij, schatten zij geschrokken ...

"Er is iets 'vreselijks' gebeurt," zegt de man van het postkantoortje op Schaarsbergen tegen ons en hij laat ons binnen in zijn woning waar de ruiten voor de zoveelste keer uit zijn gesprongen.

De klap was niet erg gaat hij verder "maar de luchtdruk was zo sterk als wij het in de oorlog nog nooit hadden meegemaakt. Mensen, die zich toevallig op straat bevonden, werden opgenomen en een eind verder weer neergesmakt. Ook daarginds bij de barakken - en hij wijst met zijn duim over zijn schouder naar de dichte bossen - vlogen de kozijnen de jongens om de oren," zo luidt de letterlijke weergave van het bewogen verslag van een Schaarsberger in Het Vrije Volk van nog diezelfde middag.

 

In en om de grote bunker, die de Duitsers de naam 'Diogenes' hadden gegeven, heerst volop bedrijvig­heid. Een ploeg van acht man van de Hulpverleningsdienst (ressorterend onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken) is in het gebouw bezig met schoonmaken van binnengebrachte munitie. Een ploegje van vier man heeft zojuist in de bunker één van de daar opgeslagen bommen op een transportwagentje getakeld en manoeuvreert de trolley met de zware vliegtuigbom (1.500 kg) voorzichtig naar buiten. Waarschijnlijk willen ze de zogenoemde luchtmijn, berucht vanwege de vernietigende drukgolf die hij het ontploffen veroorzaakt, in de koele schaduw van de reusachtige bunker van zijn lading ontdoen. Juist wanneer zich een vijfde man bij het groepje voegt, explodeert de bom met een allesvernietigende kracht. De toedracht van het ongeluk is een raadsel en zal dat altijd blijven. Zat er - zonder dat de mannen dat wisten - nog een ontsteker in de bom? Waren ze nog bezig het ding naar buiten te rijden? Of waren ze al begonnen met het werk aan het projectiel? De recherche van de Arnhemse gemeentepolitie houdt het er in haar rapport over het ongeluk op, dat ze al bezig waren de springstof te verwijderen, toen de bom op onverklaarbare wijze tot ontploffing is geraakt. Hoe de recherche hierbij komt, vermeldt het rapport echter niet.

 

 

De schade die de ontploffing aan de betonnen muren van de bunker aanrichtte was aanzienlijk

 

 

De acht mannen in de bunker worden gelijktijdig met de oor­verdovende slag door als een onzichtbare hand omvergeworpen. Een moment zijn ze verstijfd van schrik; zij weten onmiddellijk wat er gebeurd moet zijn. Zij kennen het risico van hun werk als geen ander en weten dat het regelmatig mis gaat.

Dan vliegen ze overeind en stormen naar buiten om hun makkers te hulp te schieten. Maar wat ze zien wanneer ze de plaats des onheils bereiken, is verbijsterend. Het meest indringend is de stilte op de plaats van het ongeluk; een doodse stilte, letterlijk. Een donkere zuil van stof en rook rijst op en wordt langzaam door de oostenwind weggevoerd. De ravage die zich voor hun ogen aftekent is enorm. Op de plaats waar de benzinetanks zaten, lekken vlammen langs het verwrongen staal van wat kort tevoren twee vrachtwagens zijn geweest. Uit de ingangspartij van de bunker zijn stukken beton weggeslagen, terwijl wat verder zware schade aan de wanden is aangericht. Bomen aan de rand van het bos zien er uit alsof zojuist een zware storm is gepasseerd. Een penetrante geur van springstof hangt boven het toneel van de verwoesting.

Van hun vijf collega's geen spoor. J. Gouw uit Velp (ploegcommandant, 35 jaar en ongehuwd), A.H. van Balkom uit Nijmegen (43 jaar, 6 kinderen), H.G. van Hoof uit Vught (39 jaar, eveneens 6 kinderen), J.A. Dekkers uit Tilburg (54 jaar, 1 kind) en Th.J. Leenders uit Nijmegen (47 jaar, vader van 4 kinderen) lijken van de aardbodem verdwenen. Ze zijn dat ook vrijwel letterlijk ... Ze kunnen niet eens weet hebben gehad van het onheil dat hen trof. Nog voordat hun zintuigen dat hebben kunnen registreren, bestaan zij niet meer, zijn zij al weggevaagd, als in het niets verdwenen. "Verpulverd", zo constateert de directeur van de GG&GD, dokter S. Boonzaayer, kort na aankomst op het bunkerterrein.

 

 

 

De vijf slachtoffers vlnr.: Th.J. Leenders, H.G. van Hoof, A.H. van Balkom, J. Gouw en J.A. Dekkers

 

 

Het duurt even voordat de hulpverlening op gang komt. Via de politiepost in Schaarsbergen wordt de brandweer gealarmeerd. Op haar beurt geeft die de melding telefonisch door aan het hoofdbureau van politie aan de Bovenbeekstraat in Arnhem. Het is dan inmiddels twaalf uur. Van de brandweer rukken 6 man met een motorspuit en materiaalwagen uit, waarschijnlijk vergezeld door een ambulancewagen van de Arnhemse GG&GD. De politie stuurt personeel naar Schaarsbergen, waaronder de Inspecteur van Dienst G.H. Klomp en brigadier-rechercheur R. Schoemaker.

Vervolgens wordt vanuit de brandweerpost nog een aantal acties ondernomen, waaronder het inlichten van de Schaarsbergse brandmeester W.C. van Buuren (hem wordt verzocht om zich met medeneming van manschappen naar de plaats des onheils te begeven) en het op de hoogte stellen van burgemeester Chr. Matser. Vervolgens worden brandweercommandant A. Jonker en enige tijd later de dagbladen Het Vrije Volk en de Arnhemsche Courant gebeld. Na aankomst van de brandweer blijkt inzet niet meer nodig, er is geen vuur meer. De hulp van de brandweer blijft dientengevolge slechts beperkt tot het verstrekken van een acculamp en het afzoeken van het omliggende bos naar stoffelijke resten van de vijf mannen, die, verzameld in één teil, door Schoemaker in beslag worden genomen en naar het lijkenhuisje van het Gemeenteziekenhuis vervoerd.

De familieleden van de slachtoffers worden via de burgemeester of de politie van hun woonplaats gewaarschuwd.

Omdat de situatie in de bunker, waarin nog meer bommen liggen, hoogst onzeker blijft ("daar het zeer gevaarlijk is nader bij te komen," aldus het verslag van de berichten van de brandweer), blijft een auto van de GG&GD met chauffeur B. van Wolveren en broeder B. van der Lelie ter plaatse. Rond kwart voor twee keert de brandweerploeg met zijn materieel terug naar de brandweerpost in de stad.

Tal van autoriteiten komen op de ramp af.

"In het bos in volle zomertooi, waar voor enkele minuten de dood zo allerverschrikkelijkst huishield, beraden zich de burgemeester en de hoofdcommissaris met de officier van justitie," zo bericht Het Vrije Volk de volgende dag. Ook de landelijk commandant van de Hulpverleningsdienst, een zekere Franken, komt naar Schaarsbergen gesneld. Hij laat zich spoedshalve naar Deelen vliegen. Later die middag zal hij samen met de plaatselijke commandant van de Hulpverleningsdienst, de heer Van der Horst, de moeilijke gang naar de familieleden van de slachtoffers maken.

Al beperkt de aandacht die de Arnhemsche Courant aan het zware ongeluk schenkt zich steeds tot éénkoloms berichtjes op een binnenpagina, daaruit mag zeker niet worden afgeleid dat het gebeurde in die dagen niet veel indruk heeft gemaakt. De uitvoeriger verslagen in Het Vrije Volk van 8 en 9 juni zijn wat dat aangaat waarschijnlijk een betere graadmeter, ook al zoekt men die ook bij dat dagblad tevergeefs op de voorpagina. Op 10 juni betuigen Koninging Wilhelmina en Prinses Juliana (in haar hoedanigheid van prinses-regentes) telegrafisch hun deelneming aan de nagelaten betrekkingen van de slachtoffers van de ontploffingsramp. De daaropvolgende dag worden stoffelijke resten, die geacht worden te zijn van Van Balkom, Van Hoof, Dekkers en Leenders, op wens van hun families te Nijmegen in één graf ter ruste gelegd. De publieke belangstelling is overweldi­gend.

"Duizenden Nijmegenaren en belangstellenden van elders hadden zich hedenmorgen geschaard langs de weg, waar de begrafenisstoet passeerde van de vier slachtoffers, die tengevolge van de hevige explosie bij de bunker aan de Koningsweg te Arnhem het leven verloren." Aldus de Arnhemsche Courant op 11 juni.

Het ongeluk van 8 juni 1948 behoort tot de ernstigste die zich in ons land vanaf de bevrijding bij het opruimen van explosieven hebben voorgedaan. Het wordt slechts overschaduwd door twee nog ernstiger ongelukken. Allereerst is dat de ontploffing die zich op 17 januari 1947 bij het lossen van munitie op het terrein van de springstoffenfabriek ‘De Krijgsman’ te Muiden voordoet. Daarbij komen 17 mensen om en raken er 5 gewond. En vervolgens noemen we de ontploffing op de Oirschotse Heide op 14 februari 1946. Daarbij vinden 6 mensen de dood. Het is goed om vijftig jaar na dato opnieuw een moment stil te staan bij de vijf slachtoffers die deze tragische gebeurtenis heeft geëist. En het is gepast om dan tevens de vergeten groep van honderden explosievenopruimers in herinnering te brengen die hun leven verloren of verminkt raakten in de uitoefening van hun werk ten dienste van de samenleving - verlate slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.

Klik hier om terug te gaan naar de Home Page.